Zolang asbest in gebonden toestand verkeert, is er geen gevaar voor de gezondheid. Als losse asbestvezels worden ingeademd lopen zij vast in de kleine luchtwegen en longblaasjes. Daar worden de kleine vezels opgenomen door macrofagen (opruimcellen). Vezels die hiervoor te groot zijn, kunnen gaan migreren (wandelen) in de weefsels. Ook kunnen zij zich via de lymfebanen verspreiden en zo terecht komen op plaatsen ver verwijderd van de kleine luchtwegen. Opgehoeste losse vezels en macrofagen kunnen worden ingeslikt en verlaten het lichaam via het darmstelsel.
Als gevolg van blootstelling aan asbest, kunnen verschillende asbestziekten ontstaan:
- asbestose
- asbestpleuritis
- longkanker
- mesothelioom (zowel aan longvlies, buikvlies als hartzakje)
- pleura verdikking
De meeste ziekten openbaren zich pas tientallen jaren nadat de blootstelling aan asbest heeft plaatsgevonden en zijn niet of nauwelijks te genezen. In Nederland sterven jaarlijks naar schatting zo’n 700 mensen aan asbestziekten.
De kans op het krijgen van asbestziekten is afhankelijk van de totale hoeveelheid ingeademde asbestvezels. De zogeheten cumulatieve blootstelling, met als eenheid vezeljaar, is het product van de blootstellingsconcentratie (uitgedrukt in vezels per kubieke centimeter) en de blootstellingsduur(in arbeidsjaar). Eén vezeljaar is dus 1 vezel per ml x 1 arbeidsjaar. Eén arbeidsjaar bestaat uit 240 werkdagen van 8 uur. Naarmate het aantal vezeljaren toeneemt, neemt ook de kans op asbestziekten toe.
Voor het blootstellingsniveau van asbest, waaronder er geen verhoogd risico op kanker of mesothelioom zou voorkomen, is er geen veilige grens. Eén ingeademde vezel kán dus al gezondheidsschade veroorzaken, zij het dat dit een te verwaarlozen risico is. Voor het krijgen van asbestose moet er minimaal 5 vezeljaar blootstelling aan asbest zijn geweest. Het relative risico op longkanker na blootstelling aan asbest is 3,5.
Aanvankelijk werd gedacht dat het vooral de chemische samenstelling van asbest was die verantwoordelijk is voor de kankervorming. Dit leidde tot de veronderstelling dat blauwe asbest de boosdoener was en dat witte en bruine asbest door hun andere chemische samenstelling minder gevaarlijk zouden zijn. Deze opvatting is terug te vinden in de wetgevingen op dit gebied in een aantal landen: gebruik van blauw asbest is verboden, gebruik van de andere soorten aan strenge regels gebonden. Tegenwoordig gaat men er vanuit dat de ‘vezelgeometrie’ (lengte-diameterverhouding) van de asbestvezels bepalend is voor het kankerverwekkend vermogen. Asbest is dan ook niet kankerverwekkend in de biochemische zin; kankerbevorderend is een juistere omschrijving.
In de jaren ’60 van de 20e eeuw deed de Nederlandse bedrijfsarts J. Stumphius onderzoek naar de effecten van het gebruik van asbest als isolatiemateriaal bij scheepswerf De Schelde. Hij toonde aan dat werken met asbest kan leiden tot mesothelioom, een zeldzame, maar dodelijke vorm van kanker van het long- of buikvlies. Hij promoveerde in 1969 op dit onderzoek, dat werd gepubliceerd onder de titel Asbest in een bedrijfsbevolking. In dit boek waarschuwde hij voor de enorme gevaren en riep hij de Nederlandse overheid op maatregelen te nemen. Pas bijna 25 jaar later, in 1993 werd asbest verboden in Nederland. Sindsdien worden geen nieuwe producten gemaakt met asbest. Er is echter nog veel asbest in Nederlandse gebouwen aanwezig: naar schatting enkele miljoenen kilo’s. Bij beschadiging van een gebouw (bij verbouwing, sloop of brand bijvoorbeeld) vormt dit asbest een groot gezondheidsrisico voor iedereen die zich in en rond het gebouw bevindt.